Sekse verschillen

Fabrieksleven

In de schilder- en decorateliers overheerste het vrouwelijk geslacht met 74,7 en 85,1 procent, de opzichters waren echter mannen. De arbeidsdeling naar sekse in de fabricage van aardewerk was rond 1860 uitgekristalliseerd. Directie en arbeiders beschouwden dit als vanzelfsprekend. Daarbij waren twee segregatie mechanismen actief: enerzijds uitsluiting, waardoor vrouwen niet of hoogstens incidenteel werkten bij de molens en de aardpersen, in de faïencerie en in de cassetterie, en anderzijds hiërarchisering in de andere afdelingen, zoals de ovens, de vernisserij en de drukkerij, waarbij de hoofdfuncties aan mannen waren voorbehouden en de vrouwen in aanmerking kwamen voor hulpfuncties. De triangelkamer werd alleen door meisjes en vrouwen bevolkt, het decoratelier veranderde van een mannen- in een vrouwenwerkplaats vanwege de grotere vaardigheid van de decoreersters (zonder dat dit werk overigens als geschoold werd gezien). De eenmaal gegroeide scheiding tussen de seksen werd in de periode daarna niet echt aangetast door gewijzigd bedrijfsbeleid, ondanks het feit dat voor de directie de veel lagere vrouwenlonen een aantrekkelijk perspectief moeten zijn geweest. In 1893 verdienden de vrouwen gemiddeld 47 procent van het loon van de mannen. (1)

Geschoold, half geschold, ongeschoold

De scheiding tussen mannen- en vrouwenwerk wordt dikwijls verklaard door specifieke aan vrouwen toegeschreven kwaliteiten en capaciteiten, of beter het gebrek daaraan, met name het gebrek aan fysieke kracht of scholing.(2) Geschooldheid is een objectief meetbaar begrip en een sociale constructie. Bijvoorbeeld het handmatig vervaardigen van papieren dozen werd door vrouwen gezien als ongeschoold werk. Vergelijkbaar werk bij automatische fabricage werd door mannen als half geschoold werk gezien. In dit geval kost het werk van de mannen minder concentratie toch werd hun taak hier hoger gewaardeerd en hoger betaald. Naast de verschillende posities die vrouwen en mannen in het fabricageproces innamen waren er een aantal ‘meetbare’ verschillen tussen vrouwelijke en mannelijke arbeiders op het gebied van beloning, arbeidsverloop en loopbaanperspectief. Vaak werden die verschillen als argument gebruikt om vrouwen dan wel mannen voor bepaalde functies aan te nemen. (Seksever. blz 29.) Arbeidsperspectieven Zowel in de Human capital theorie als in de theorie van de dubbele arbeidsmarkt ging men er van uit dat vrouwen in de industrie slechts beperkte loopbaanmogelijkheden hadden. Dit komt door… een gevolg daarvan is dat ze per definitie werk moesten verrichten zonder arbeidsperspectief en werden uitgesloten voor hogere functies.

Beloning

Arbeid door vrouwen was weliswaar goedkoper, maar als het werk eenmaal als ‘vrouwenwerk’ getypeerd was, wilden mannen het ook niet meer doen.

Arbeidsperspectieven

Zowel in de Human capital theorie als in de theorie van de dubbele arbeidsmarkt ging men er van uit dat vrouwen in de industrie slechts beperkte loopbaanmogelijkheden hadden. Dit komt door… een gevolg daarvan is dat ze per definitie werk moesten verrichten zonder arbeidsperspectief en werden uitgesloten voor hogere functies.