Anna Wynandts-Louis
Het eerste vrouwelijke gemeenteraadslid in Maastricht en Nederland
Anna groeide op met 10 broertjes/zusjes …. *zuigelingensterfte*
Haar vader was actief lid van de SDAP en was hoogstwaarschijnlijk betrokken bij een grote, landelijke en geruchtmakende glasblazersstaking in 1896. De staking was echter geen gewonnen succes en werkgevers zette hun werknemers als straf op straat. De familie Louis woonde tot 1897 in Maastricht en vertrok gedwongen naar ‘dat’ andere centrum van de glasindustrie: Leerdam.
Daar leerde Anna haar toekomstige man kennen. Johannes-Baptist Wynandts was net als haar vader glasslijper en woonde tot mei 1895 met zijn familie in het Boschstraatkwartier en omgeving. Loonsverlagingen bij Regout en Co. in de lente van 1995 en de glasslijpersstaking van 1896 dreven de jongeman heen en weer tussen Maastricht en het beter betalende België, Duitsland en Noord-Nederland. Begin april 1907 keerde Anna Cornelia Louis als mevrouw Johannes-Baptist Wynandts terug naar Maastricht. In hun woning aan de Maastrichter Grachtstraat werd op 13 juli 1907 hun eerste kind Agatha Antonia geboren en een jaar later op 24 oktober hun zoon Nicolaas. In 1909 verhuisde het gezin naar de Boschstraat en later weer naar de Raamstraat waar op 11 juli 1912 hun derde kind: Johannes geboren wordt. Hun laatste verhuizing bracht hun naar een éénsgezinswoning aan het Minister Goeman Borgesiusplantsoen.
Een typische representant
Vanwege het ontbreken van archieven is er niet met zekerheid te zeggen wanneer Anna precies lid werd van de SDAP. Maar naar alle waarschijnlijkheid werd ze een actief lid toen ze terugkeerde naar Maastricht. Anna was een typische representant van de bevolkingsgroep waarin de Maastrichtse SDAP haar wortels had: de fabrieksarbeiders en -arbeidsters in de glas- en aardewerkindustrie. Dit vanwege haar ouders die beide in de fabrieken van Regout werkzaam waren geweest. Haar moeder werkte van ‘s morgens half zeven in de drukke tijden tot ‘s nachts 12 uur in de fabriek. En dit terwijl haar kind in een zo genoemde mand of in werkelijkheid was het een kist, naast haar lag en de algehele verzorging van het kind in de fabriek plaats moest hebben. (1) Dergelijke toestanden riepen om wraak. Ook de grote zuigelingensterfte was daarvan een gevolg. Binnen de SDAP werd in de loop van het jaar 1908 een sociaal-demoncratische-vrouwen-propaganda club opgericht. Een club met als doel om propaganda te verspreiden die ‘onbewuste’ arbeidersvrouwen zou overhalen actief te worden binnen de SDAP.
De vrouwen van de club hadden eigen politieke punten waar zij de aandacht op vestigden. Een van de belangrijkste was de strijd voor het algemeen mannen- en vrouwenkiesrecht. Met de totstandkoming van het actief vrouwenkiesrecht dat pas in 1919 werd ingevoerd werden vrouwen in staat gesteld verkiesbaar te zijn. In 1920 werd Anna C. Wynandts bij de eerste Maastrichtse gemeenteraadsverkiezingen gekozen. Naast haar verplichte takenpakket hield Anna zich intensief bezig met de positie van de gehuwd en werkende vrouw.
In de raadsvergadering van 5 juni 1923 kwam de rechtspositionering voor gemeentepersoneel aan de orde, waaronder een voorstel gehuwde vrouwen geen vaste aanstelling te geven. Uit discussie blijkt dat Anna dit voorstel wilde schrappen: “Waarom zou het huwelijk een beletsel moeten zijn om een vrouw aan te stellen? In de oorlogsjaren heeft men er ook niet naar gevraagd, of eene vrouw gehuwd was of niet, maar heeft men van hare diensten gebruikt gemaakt”. (3) Daarnaast gaf zij argumenten als dat we met het voorstel het carrière perspectief van een vrouw zouden wegnemen en dat we ze ongeschikt maken voor een baan die ze nu goed vervullen. “Bovendien wanneer een man ziek is, dan moet de vrouw wel uit werken gaan, tenzij men het beter vindt, dat de vrouw zich wendt tot instellingen van liefdadigheid of gaat bedelen”. Haar voorstel werd verworpen met 16 tegen 7 stemmen.
Anna nam op 5 september 1949 afscheid van de Maastrichtse gemeentepolitiek.
Het optreden van Anna in de gemeenteraad werd in het algemeen gekenmerkt door zakellijkheid en volhardenheid. Ze liet zich niet met een kluitje in het riet sturen en ze bleek altijd goed geinformeerd te zijn, vooral op het terrein van de volksgezondheid, waarover ze vaak het woord voerde. In tegenstelling tot haar mannelijke collega’s was ze niet breedsprakerig en gaf ze ook niet toe aan de neiging politieke tegenstanders persoonlijk aan te vallen. (4)